Juichen!

1 april 2015

Zou ze zwanger zijn? En hoe lang dan al?  Is ze misselijk? Wordt het in Istanbul geboren? Of misschien wel op Ibiza? Of in Utrecht? Even maakte niemand zich zaterdagavond in Noordwijk druk om de opbrengst van het galadiner voor Spieren voor Spieren. Noch of het Nederlands Elftal in de resterende blessuretijd misschien ook nog de winnende treffer zou kunnen maken. Nee, na de gelijkmaker van Wesley Sneijder gingen de discussies aan tafel alleen nog maar over het feit waarom de aanvoerder van Oranje zijn duim in zijn mond en de bal onder zijn shirt stopte.

Overigens kan ik Wesley best begrijpen dat hij zelf het moment wilde bepalen om de geboorte van zijn kind aan te kondigen. Het zou toch lullig zijn geweest als we het pas bij de kapper hadden kunnen lezen. Toch hoop ik ergens dat het wel een spontane actie van hem was. Wesley is over het algemeen iemand die ‘normaal’ juicht. Gewoon handen omhoog (hoi hoi) en je daarna door je teammaten laten fijnknuffelen of de lucht in laten tillen.

Eerlijk gezegd houd ik ook niet zo van die ingestudeerde juichtaferelen na een doelpunt. We kunnen ons allemaal vast nog wel die wiegbewegingen van de Braziliaan Bebeto en zijn maatjes herinneren op het WK in 1994. Dat was nog tot daar aan toe. Maar zijn landgenoot Fred had jaren later gewoon een echte fopspeen bij zich die hij na een goal in zijn mond stopte..

En dan hebben we ook nog spelers die (omdat hun vrouw toevallig even net níet zwanger is) zogenaamd elkaars schoenen gaan poetsen, een boogschutter imiteren, een driedubbele salto met achterwaartse schroef maken of zichzelf met hun handen aan de punten van een hek spiesen, zoals Feyenoorder Mike Obiku ooit deed. Of wat te denken van complete boodschappenlijstjes die op ondershirts worden gekalkt? Van ‘Red de Tibetaanse Tijger’ tot ‘Schat, staat de Bokma koud?’

Ik ben een voorstander van spontaan, hardop juichen – of anders juist heel bescheiden. Bergkamp en Van Basten die na hun wereldgoals op respectievelijk het WK 1994 en EK 1988 met de hand voor hun mond van verbazing half-juichend wegrennen, daar houd ik van. Na mijn overwinning tijdens de Olympische Spelen van Athene 2004 ging ik ook misschien iets te hard uit mijn dak. Ingetogen juichen heeft echter mijn voorkeur. Dus niet mijn verdere loopbaan in een door een sponsor aangeboden juichpak zwemmen. Later hebben ze daar gelukkig nog een andere stylist uit het zuiden voor kunnen vinden.

Maar uiteindelijk gingen we zaterdagavond met z’n allen gelukkig toch weer door met waarvoor we waren gekomen: geld inzamelen voor een heel goed doel. En toen de fantastische opbrengst van de avond voor Spieren voor Spieren bekend werd gemaakt, steeg er een enorm gejuich op uit de zaal.

Hard en spontaan. Zoals het hoort.

Share This